ECLI:NL:RVS:2022:4006

Raad van State

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
202206437/2/R1 en 202206437/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders Den Haag inzake plaatsingsplan Waterbuurt

In deze zaak gaat het om een beroep tegen het besluit van 18 oktober 2022 van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, waarbij een plaatsingsplan voor de Waterbuurt (wijk 114) in het stadsdeel Leidschenveen-Ypenburg is vastgesteld. Dit plan omvat de aanwijzing van locatie 114-01 in de Van der Woudendijk voor de plaatsing van twee ondergrondse restafvalcontainers. De verzoekers, wonend in Den Haag, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 28 december 2022 uitspraak gedaan. Tijdens de openbare zitting is vastgesteld dat de verzoekers niet goed op de hoogte zijn gesteld van het besluit, maar dit heeft geen invloed op de rechtmatigheid van het besluit. Het college heeft het besluit op 26 oktober 2022 gepubliceerd in het gemeenteblad, en de maximale loopafstand van 140 meter is in overeenstemming met het beleid van de gemeente, dat een maximale loopafstand van 125 meter hanteert.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gekozen locatie geschikt is, ondanks de bezwaren van de verzoekers over alternatieve locaties. De voorzieningenrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de alternatieven niet significant beter zijn dan de gekozen locatie, en dat de gemeente geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202206437/2/R1 en 202206437/1/R1.
Datum uitspraak: 28 december 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) en, met toepassing van artikel 8:86 van de Awb, op het beroep van:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Den Haag,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 28 december 2022 om 10:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter
griffier: mr. F. Dinleyici
Verschenen:
[verzoeker];
Het college, vertegenwoordigd door ir. drs. P. Haasnoot en bc. D. van der Klaauw.
Het beroep richt zich tegen het besluit van 18 oktober 2022 waarbij het college een plaatsingsplan voor de Waterbuurt (wijk 114) in het stadsdeel Leidschenveen-Ypenburg heeft vastgesteld. Daarbij is onder meer de locatie 114-01 in de Van der Woudendijk ter hoogte van het Derkswater nummer 1 aangewezen voor de plaatsing van twee ondergrondse restafvalcontainers (hierna: orac’s). De laadkisten worden vanuit technisch oogpunt vervangen. Er is gekozen voor een inzamelsysteem dat aansluit bij de rest van de wijk.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter
I.        verklaart het beroep ongegrond;
II.       wijst het verzoek af.
Gronden:
Of [verzoeker] en anderen goed op de hoogte zijn gesteld over het besluit gaat over een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en kan alleen al daarom de rechtmatigheid van het besluit niet aantasten. Overigens is het besluit op 26 oktober 2022 gepubliceerd in het gemeenteblad.
De maximale (enkele) loopafstand zal een ruime 140 m zijn. Dat is meer dan de 125 m die in het beleid van de gemeente staat. Dat betekent dat het college alleen voor deze locatie mag kiezen als er binnen 125 m geen geschikte locatie is. [verzoeker] en anderen noemen twee locaties die volgens hen beter zijn. Daarover heeft het college twee dingen gezegd: in het hofje (dat is de oude locatie) kan de ophaalwagen er niet bij komen (die kan namelijk het hofje niet in) en de andere locatie, op de hoek met het Van Dijkwater, is juist nog verder weg. Dat het college heeft gekozen om niet voor deze ene locatie in de wijk een aparte ophaalwagen te laten rijden omdat hier laadkisten gebruikt zouden blijven worden, is evenredig ten opzichte van de kosten en inspanningen. Daarom mocht het college afwijken van de maximale loopafstand van 125 m in het beleid.
Tussen de voorgevel en weg is een afstand van ongeveer 5 m beschikbaar. De orac’s worden op minimaal 1,5 m vanaf de gevel geplaatst. Omdat de instelling Ipse Brugge voor mensen met een beperking vlakbij gevestigd is, zullen busjes met grote regelmaat mensen brengen en halen. Dat levert relatief veel verkeer op. Toch is er gelet op de ruimte en totale hoeveelheid verkeer (allemaal bestemmingsverkeer) geen reden om te vrezen voor verkeersonveilige situaties. Dat gedurende het twee keer per week legen van de orac’s wat minder zicht is, is geen reden om te zeggen dat het niet kan.
De parkeerdruk in de buurt is niet zo hoog dat er geen parkeerplek kan vervallen. Ook dat is geen reden om deze locatie ongeschikt te achten. Bovendien zou ook op andere locaties de plek voor orac’s ruimte in nemen die ten koste gaat van parkeerplekken.
Er zijn bij het onderwerp geur- en geluidhinder alleen algemene bezwaren aangevoerd, die kortgezegd overal waar orac’s worden geplaatst een rol kunnen spelen. Overigens zijn de orac’s van een geluiddempende constructie voorzien en is de laadklep zo uitgevoerd dat geur niet of nauwelijks ontsnapt. De gemeente ontvangt over al geplaatste orac’s dan ook nauwelijks klachten. Het legen zal twee keer per week plaatsvinden en ongeveer 5 tot 10 minuten duren. Er is dus geen aanleiding om te menen dat voor de bewoners vlak naast de locatie hinder zal optreden die niet acceptabel is. Dat het voor de bewoners van Ipse Brugge onrustiger wordt, zal zo zijn, maar de mate van extra geluid is gering, ook in dit rustig gedeelte van Den Haag.
Dat betekent dat de locatie op zichzelf geschikt is.
Als een locatie op zich geschikt is, hoeft het college alleen voor een alternatief te kiezen als dat alternatief zo veel beter is dat het college niet kan vasthouden aan die oorspronkelijke locatie. De alternatieven zijn hiervoor besproken, in het kader van de loopafstand. Die alternatieven zijn niet veel beter zodat het college toch daarvoor had moeten kiezen.
Het college hoeft de proceskosten niet te vergoeden.
w.g. Verburg
voorzieningenrechter
w.g. Dinleyici
griffier
909