ECLI:NL:RVS:2022:4005

Raad van State

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
202206957/2/R1 en 202206957/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders Den Haag over plaatsingsplan ondergrondse restafvalcontainers

In deze zaak gaat het om een beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, genomen op 18 oktober 2022, waarin een gewijzigd plaatsingsplan voor ondergrondse restafvalcontainers (orac’s) voor de wijk Statenkwartier II in Scheveningen is vastgesteld. De locatie 07-70 in de Van Dorpstraat, ter hoogte van nummer 68, is aangewezen voor de plaatsing van twee orac’s. Verzoekers, bewoners van het appartementengebouw in de nabijheid, vrezen voor aantasting van hun woongenot door de plaatsing van deze containers.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 28 december 2022 een mondelinge uitspraak gedaan. Tijdens de zitting is vastgesteld dat de orac’s op een afstand van 7 meter van de gevel komen te staan, wat enige hinder kan veroorzaken, maar niet onevenredig is. De verzoekers hebben niet kunnen aantonen dat hun situatie significant anders is dan die van andere bewoners in de omgeving. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het college niet hoefde af te zien van de gekozen locatie, ondanks de bezwaren van de verzoekers over geur- en geluidshinder.

De voorzieningenrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De gronden voor deze beslissing zijn dat de algemene bezwaren van geur- en geluidshinder niet specifiek genoeg zijn en dat de orac’s zijn voorzien van geluiddempende constructies. Bovendien is het legen van de containers slechts twee keer per week en duurt dit ongeveer 5 tot 10 minuten, wat geen onacceptabele hinder voor de bewoners met zich meebrengt. De voorzieningenrechter concludeert dat de locatie geschikt is en dat er geen betere alternatieven zijn die het college zou moeten overwegen. De proceskosten worden niet vergoed.

Uitspraak

202206957/2/R1 en 202206957/1/R1.
Datum uitspraak: 28 december 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) en, met toepassing van artikel 8:86 van de Awb, op het beroep van:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Den Haag,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 28 december 2022 om 11:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter
griffier: mr. F. Dinleyici
Verschenen:
[verzoeker];
Het college, vertegenwoordigd door ir. drs. P. Haasnoot en mr. F. Naghi-Zadeh.
Het beroep richt zich tegen het besluit van 18 oktober 2022 waarbij het college het plaatsingsplan gewijzigde en aanvullende locaties voor ondergrondse restafvalcontainers (hierna: orac’s) voor de wijk Statenkwartier II (buurt 7) in het stadsdeel Scheveningen in Den Haag heeft vastgesteld. Daarbij is onder meer de locatie 07-70 in de Van Dorpstraat ter hoogte van nummer 68 aangewezen voor de plaatsing van twee orac’s.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter
I.        verklaart het beroep ongegrond;
II.       wijst het verzoek af.
Gronden:
[verzoeker] en anderen wonen in het appartementengebouw en vrezen voor aantasting van hun belangen. De orac’s komen op de stoep, op een parkeervak, 7 m uit de gevel. Dat zal het woongenot van [verzoeker] en anderen in enige mate aantasten, maar onevenredig is dat niet. Daarbij is onder meer van belang dat [verzoeker] en anderen niet hebben kunnen laten zien dat het bij hen anders uitpakt dan bij willekeurige andere mensen voor de deur. Daarom heeft het college niet hoeven afzien van het kiezen van deze locatie. Op de aangewezen locatie pakt het weliswaar nadeliger uit voor meer mensen omdat het om een appartementengebouw gaat, maar ook dat is geen reden om van de locatie af te zien.
Er zijn ook bij het onderwerp geur- en geluidhinder alleen algemene bezwaren aangevoerd, die kortgezegd overal waar orac’s worden geplaatst een rol kunnen spelen. Overigens zijn de orac’s van een geluiddempende constructie voorzien en is de laadklep zo uitgevoerd dat geur niet of nauwelijks ontsnapt. De gemeente ontvangt over al geplaatste orac’s dan ook nauwelijks klachten. Het legen zal zo’n twee keer per week plaatsvinden en ongeveer 5 tot 10 minuten duren. Er is dus geen aanleiding om te menen dat voor de bewoners vlak naast de locatie hinder zal optreden die niet acceptabel is, ook al liggen daar appartementen die geen vrije achterkant hebben.
Ter zitting heeft [verzoeker] erkend dat zwerfafval niet echt een probleem zal zijn, zodat het naar binnen waaien van afval de parkeergarage in en het mogelijk verstoppen van de ontwatering niet te vrezen valt als extra risico van de orac’s. Als het al gebeurt gaat dat naar verwachting ‘gewoon onderhoud’ niet te boven. Dat de windrichting hier ongunstig uitpakt, is zo, maar het probleem zelf is gering en daarom maakt die windrichting niet dat deze locatie ongeschikt is.
Dat betekent dat de locatie op zichzelf geschikt is.
Als een locatie op zich geschikt is, hoeft het college alleen voor een alternatief te kiezen als dat alternatief zo veel beter is dat het college niet kan vasthouden aan de oorspronkelijke locatie. Dat is hier niet het geval. Als het al een verbetering is, dan is dat in geringe mate. Een waterleiding ligt in de weg om te kiezen voor plaatsing aan de overkant van de Van Dorpstraat en locaties op de Van Oldebarneveltlaan zijn even geschikt.
Het is mogelijk en op experimentbasis gebeurt het ook dat ‘tuintjes’ rondom orac’s worden aangelegd, maar dat is nog niet in een fase dat het standaard kan worden aangelegd of als toezegging kan worden gedaan. Van het college is ter zitting daarom niet gevergd om dit alsnog te doen.
Het college hoeft de proceskosten niet te vergoeden.
w.g. Verburg
voorzieningenrechter
w.g. Dinleyici
griffier
909