ECLI:NL:RVS:2022:3961

Raad van State

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
202203391/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en regulier door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 3 december 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. Tevens is de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier ambtshalve geweigerd. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond. De rechtbank heeft op 10 mei 2022 het beroep van de vreemdeling voor zover gericht tegen het niet nemen van een terugkeerbesluit niet-ontvankelijk verklaard en het overige deel van het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N.M. Weteling, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris laten weten dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken en dat de gemachtigde van de vreemdeling geen contact meer met haar heeft. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State concludeert hieruit dat de vreemdeling geen bescherming meer in Nederland zoekt en daarom geen belang heeft bij een beoordeling van het hoger beroep. Dit leidt tot de beslissing dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 27 december 2022.

Uitspraak

202203391/1/V2.
Datum uitspraak: 27 december 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kinderen,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 10 mei 2022 in zaak nr. NL21.20296 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 3 december 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Ook heeft hij geweigerd de vreemdeling ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 10 mei 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep voor zover gericht tegen het niet nemen van een terugkeerbesluit niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. N.M. Weteling, advocaat te Oss, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris en de vreemdeling hebben nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris heeft de Afdeling laten weten dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van de vreemdeling heeft geen contact meer met haar. Daaruit leidt de Afdeling af dat de vreemdeling niet langer bescherming in Nederland zoekt. Daarom heeft de vreemdeling geen belang bij een beoordeling van het hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2022
853