ECLI:NL:RVS:2022:3957

Raad van State

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
202206715/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot bewaring van een vreemdeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 16 november 2022 het beroep van de vreemdeling tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hem in bewaring te stellen, ongegrond heeft verklaard. De staatssecretaris had op 13 oktober 2022 besloten om de vreemdeling in bewaring te stellen, omdat hij zich op 7 oktober 2022 met onbekende bestemming had verwijderd en zich enige tijd aan het toezicht had onttrokken. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht de zware grond 3b aan de maatregel van bewaring ten grondslag had gelegd.

De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J.A. Rinkes, heeft hoger beroep ingesteld. In het hoger beroep heeft de vreemdeling geen nieuwe argumenten aangevoerd die de eerdere beslissing van de rechtbank zouden kunnen ondermijnen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring op de juiste gronden heeft toegepast.

De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 december 2022.

Uitspraak

202206715/1/V3.
Datum uitspraak: 27 december 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 16 november 2022 in zaak nr. NL22.22629 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 13 oktober 2022 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 16 november 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J.A. Rinkes, advocaat te Arnhem, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de staatssecretaris terecht de zware grond 3b aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd. Uit het bewaringsdossier volgt namelijk dat de vreemdeling op 7 oktober 2022 met onbekende bestemming is vertrokken en zich dus enige tijd aan het toezicht heeft onttrokken. De vreemdeling heeft geen redenen aangevoerd om hieraan te twijfelen.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.
w.g. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schipper
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2022
872