ECLI:NL:RVS:2022:3957
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot bewaring van een vreemdeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 16 november 2022 het beroep van de vreemdeling tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hem in bewaring te stellen, ongegrond heeft verklaard. De staatssecretaris had op 13 oktober 2022 besloten om de vreemdeling in bewaring te stellen, omdat hij zich op 7 oktober 2022 met onbekende bestemming had verwijderd en zich enige tijd aan het toezicht had onttrokken. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht de zware grond 3b aan de maatregel van bewaring ten grondslag had gelegd.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J.A. Rinkes, heeft hoger beroep ingesteld. In het hoger beroep heeft de vreemdeling geen nieuwe argumenten aangevoerd die de eerdere beslissing van de rechtbank zouden kunnen ondermijnen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring op de juiste gronden heeft toegepast.
De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 december 2022.