ECLI:NL:RVS:2022:3950
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening vreemdeling tegen uitzetting
Op 23 december 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door een vreemdeling die in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 4 november 2022. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 23 september 2020 was genomen. In dit besluit werd vastgesteld dat de vreemdeling geen verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan in Nederland meer had en werd hij opgedragen Nederland binnen 28 dagen te verlaten.
De rechtbank had in haar uitspraak van 4 november 2022 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van 21 december 2020 van de staatssecretaris vernietigd, voor zover het de vertrektermijn van 28 dagen betrof. De rechtbank bepaalde dat de vertrektermijn dertig dagen moest zijn en dat haar uitspraak in de plaats trad van het vernietigde besluit. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling afgewogen en besloten geen voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek van de vreemdeling werd afgewezen en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 23 december 2022.