ECLI:NL:RVS:2022:3940
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende intrekking verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 december 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling. De vreemdeling had eerder een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd gekregen, maar deze was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ingetrokken bij besluit van 28 april 2021. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 20 oktober 2022 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft de belangen van zowel de vreemdeling als de staatssecretaris afgewogen. De vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening die haar zou beschermen tegen uitzetting en om opvang en verstrekkingen. Echter, na zorgvuldige overweging heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek af te wijzen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de staatssecretaris zwaarder wogen in deze situatie. De beslissing houdt in dat de vreemdeling niet in aanmerking komt voor de gevraagde voorlopige voorziening en dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.