ECLI:NL:RVS:2022:3940

Raad van State

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
202206319/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende intrekking verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 december 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling. De vreemdeling had eerder een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd gekregen, maar deze was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ingetrokken bij besluit van 28 april 2021. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 20 oktober 2022 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.

De voorzieningenrechter heeft de belangen van zowel de vreemdeling als de staatssecretaris afgewogen. De vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening die haar zou beschermen tegen uitzetting en om opvang en verstrekkingen. Echter, na zorgvuldige overweging heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek af te wijzen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de staatssecretaris zwaarder wogen in deze situatie. De beslissing houdt in dat de vreemdeling niet in aanmerking komt voor de gevraagde voorlopige voorziening en dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202206319/2/V3.
Datum uitspraak: 22 december 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 20 oktober 2022 in zaak nr. NL21.17452 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 28 april 2021 heeft de staatssecretaris de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingetrokken en de aanvraag om wijziging van de beperking afgewezen.
Bij besluit van 14 oktober 2021 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 oktober 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgt.
2.       Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, griffier.
w.g. Soffers
voorzieningenrechter
w.g. Vonk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2022
345-982