ECLI:NL:RVS:2022:3939
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, heeft op 21 april 2022 het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen tien weken na 19 april 2022 een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,00 per dag opgelegd, met een maximum van € 7.500,00, voor elke dag dat de staatssecretaris deze termijn overschrijdt.
De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. Op 19 oktober 2022 heeft de staatssecretaris de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 22 december 2022 geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De vreemdeling heeft niet aangegeven dat zij zich niet kan verenigen met het besluit van 19 oktober 2022, waardoor er geen beroep van rechtswege is ontstaan. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. E.G. Nuboer, griffier.