202204271/1/A2.
Datum uitspraak: 20 december 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) op het hoger beroep van:
[appellanten], allen wonend te [woonplaats], en [appellant], wonend te [woonplaats], appellanten, (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant])
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 juni 2022 in zaak nr. 21/3751 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Kiesraad, handelend als centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (hierna: de Kiesraad).
Procesverloop
Op 25 maart 2021 heeft [appellant] bezwaar ingediend bij de gemeente Amsterdam, gericht aan de Kiesraad, tegen het verloop van de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
[appellant] heeft op 15 juli 2021 bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet-tijdig nemen van een besluit door de Kiesraad naar aanleiding van zijn bezwaar.
Bij brief van 27 september 2021 heeft de gemeente Amsterdam het bezwaarschrift ter behandeling naar de Kiesraad doorgezonden.
Bij besluit op bezwaar van 8 oktober 2021 heeft de Kiesraad het bezwaar van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit heeft de rechtbank op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb van rechtswege bij het beroep betrokken.
Bij uitspraak van 9 juni 2022 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Kiesraad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank zich niet onbevoegd had mogen verklaren.
2.1. De Kiesraad heeft bij het besluit op bezwaar van 8 oktober 2021 het bezwaar van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit op bezwaar is een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb waartegen op grond van artikel 8:1 van de Awb beroep openstond. De rechtbank heeft zich ten onrechte onbevoegd verklaard.
Het betoog slaagt.
3. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd voor zover de rechtbank zich onbevoegd heeft verklaard. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaren en het van rechtswege ontstane beroep tegen het besluit van 8 oktober 2021 ongegrond verklaren. Daartoe overweegt de Afdeling als volgt.
4. [appellant] betoogt dat nieuwe verkiezingen moeten worden gehouden, omdat de gehouden verkiezingen niet eerlijk, transparant en democratisch zijn geweest. Daarnaast was de rechtbank niet onafhankelijk en onpartijdig, omdat de behandelend rechter lid zou zijn van een politieke partij. Voorts heeft de behandeling van zijn bezwaar en beroep te lang geduurd.
4.1. Voor zover het betoog van [appellant] betrekking heeft op de vaststelling van de verkiezingsuitslag door de Kiesraad als bedoeld in artikel P 20 van de Kieswet, overweegt de Afdeling dat tegen een dergelijk besluit, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, op grond van artikel 8:4, vierde lid, aanhef en onder a, van de Awb geen beroep openstaat en op grond van artikel 7:1, eerste lid, van de Awb ook geen bezwaar. De Kiesraad heeft het bezwaar van [appellant] derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het betoog faalt.
4.2. Voor zover het betoog van [appellant] betrekking heeft op de geldigheid van de stemming, overweegt de Afdeling dat de Tweede Kamer der Staten-Generaal op grond van artikel 58 van de Grondwet, in samenhang met artikel V 4 van de Kieswet, beslist over geschillen die over de verkiezing zelf rijzen. Een oordeel over de ongeldigheid van de stemming, of een deel ervan, op grond waarvan een nieuwe stemming dient plaats te vinden en de uitslag van de verkiezing opnieuw moet worden vastgesteld, is op grond van artikel V 6 van de Kieswet eveneens aan de Tweede Kamer.
Artikel 1:3, eerste lid, van de Awb bepaalt dat onder een besluit wordt verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. De Tweede Kamer is op grond van artikel 1:1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Awb geen bestuursorgaan. Een beslissing van de Tweede Kamer is dus geen besluit. De Kiesraad heeft het bezwaar in zoverre terecht niet-ontvankelijk verklaard. Verder heeft de Kiesraad terecht geen aanleiding gezien om het bezwaarschrift op grond van artikel 6:15, eerste lid, van de Awb naar de Tweede Kamer door te zenden, nu de Tweede Kamer geen bestuursorgaan is, dat op dit bezwaar had kunnen beslissen.
Het betoog faalt.
4.3. Het voorgaande betekent niet, zoals [appellant] heeft betoogd, dat er geen effectieve rechtsgang openstaat. [appellant] kan een vordering bij de burgerlijke rechter instellen.
4.4. Over de door [appellant] verlangde dwangsommen wegens niet-tijdig beslissen op het bezwaar, overweegt de Afdeling dat de bezwaren van [appellant] kennelijk niet-ontvankelijk zijn. Daarom is de Kiesraad op grond van artikel 4:17, zesde lid, aanhef en onder c, van de Awb geen dwangsommen verschuldigd. Aan het vaststellen van de hoogte van verbeurde dwangsommen komt de Afdeling daarom niet toe.
Het betoog faalt.
4.5. Tot slot overweegt de Afdeling dat het lidmaatschap van een politieke groepering niet onverenigbaar is met het ambt van rechter, zodat, voor zover dit het geval zou zijn, de hiertegen gerichte beroepsgrond evenmin slaagt.
5. De Kiesraad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank van 9 juni 2022 in zaak nr. 21/3751 voor zover de rechtbank zich onbevoegd heeft verklaard;
III. verklaart het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
IV. verklaart het van rechtswege ontstane beroep ongegrond;
V. bepaalt dat de griffier van de Raad van State aan [appellant] en anderen het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 274,00 voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Daalder
voorzitter
w.g. Rijsdijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 december 2022
705
BIJLAGE - Wettelijk kader
Grondwet
Artikel 58
Elke kamer onderzoekt de geloofsbrieven van haar nieuwbenoemde leden en beslist met inachtneming van bij de wet te stellen regels de geschillen welke met betrekking tot de geloofsbrieven of de verkiezing zelf rijzen.
Kieswet
Artikel P 20
1. Het centraal stembureau stelt de uitslag van de verkiezingen zo spoedig mogelijk vast. Het centraal stembureau stelt tevens vast:
a. het aantal blanco stemmen;
b. het aantal ongeldige stemmen;
c. het aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht; en
d. het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld. Voor zover mogelijk geeft het centraal stembureau hiervoor een verklaring.
2. De vaststelling en bekendmaking geschieden in een openbare zitting van het centraal stembureau. Dag en uur van de zitting worden door de voorzitter van het centraal stembureau tijdig bekend gemaakt. De wijze van bekendmaking wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur.
3. De aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren inbrengen.
[…]
Artikel V 4
1. Het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing is geschied, onderzoekt de geloofsbrief onverwijld en beslist of de benoemde als lid van dat orgaan wordt toegelaten. Daarbij gaat het na, of de benoemde aan de vereisten voor het lidmaatschap voldoet en geen met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, en beslist het de geschillen welke met betrekking tot geloofsbrief of de verkiezing zelf rijzen. […]
Artikel V 6
1. Indien het orgaan waarvoor de benoeming is geschied, besluit tot niet-toelating van één of meer leden wegens de ongeldigheid van de stemming in één of meer stembureaus of provincies geeft de voorzitter daarvan onverwijld kennis aan:
a. Onze minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, indien het betreft een verkiezing van de leden van de Tweede of Eerste Kamer;
[…]
2. Uiterlijk op de dertigste dag nadat deze kennisgeving is ontvangen, vindt in de in het eerste lid bedoelde stembureaus, onderscheidenlijk provincies, een nieuwe stemming plaats en wordt de uitslag van de verkiezing opnieuw vastgesteld. […]
[…].
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:1
[…]
2. De volgende organen, personen en colleges worden niet als bestuursorgaan aangemerkt:
[…]
b. de kamers en verenigde vergadering der Staten-Generaal;
[…]
Artikel 1:3
1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
[…]
Artikel 4:17
[…]
6. Geen dwangsom is verschuldigd indien:
[…]
c. de aanvraag kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is.
[…]