ECLI:NL:RVS:2022:3925

Raad van State

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
202206734/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 23 november 2022. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 21 juli 2022 ongegrond verklaard. De vreemdeling was vertegenwoordigd door mr. W. Volkers, advocaat te Groningen.

De staatssecretaris had de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd, maar had niet vastgesteld dat de vreemdeling een bestuurlijke dwangsom had verbeurd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het hoger beroep geen nieuwe rechtsvragen aan de orde stelt die eerder door de Afdeling zijn beantwoord. De relevante rechtsvragen zijn eerder behandeld in een uitspraak van 30 november 2022, waarin onder andere het Unierechtelijk gelijkwaardigheidsbeginsel en het beginsel van effectieve rechtsbescherming aan de orde kwamen.

De Afdeling heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarmee de eerdere beslissing in stand blijft. De uitspraak is gedaan op 21 december 2022, en de zaak is geregistreerd onder nummer 202206734/1/V3. De uitspraak is van belang voor de rechtsbescherming van vreemdelingen die een aanvraag voor een verblijfsvergunning indienen en de termijnen waarbinnen besluiten genomen moeten worden.

Uitspraak

202206734/1/V3.
Datum uitspraak: 21 december 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 23 november 2022 in zaak nr. NL22.9702 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij besluit van 21 juli 2022 heeft de staatssecretaris de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd, zonder daarbij vast te stellen dat hij aan de vreemdeling een bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd.
Bij uitspraak van 23 november 2022 heeft de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het besluit van 21 juli 2022 ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W. Volkers, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3352, onder 5 tot en met 5.5 en onder 9.1 en 9.2, over artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, zoals die luidt sinds 11 juli 2021, het Unierechtelijk gelijkwaardigheidsbeginsel, het doeltreffendheidsbeginsel en het beginsel van effectieve rechtsbescherming). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vos
griffier
644-1017