ECLI:NL:RVS:2022:3921

Raad van State

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
202201236/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B.P.M. van Ravels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om uitkering uit het schadefonds geweldsmisdrijven na diefstal van staatslot

In deze zaak heeft [appellant] een uitkering uit het schadefonds geweldsmisdrijven aangevraagd, omdat zij het slachtoffer is geworden van diefstal. De commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven heeft op 12 oktober 2020 het verzoek van [appellant] afgewezen, omdat er geen objectieve informatie beschikbaar was die haar verhaal ondersteunde. De rechtbank Noord-Nederland heeft op 21 december 2021 het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.

De commissie heeft eerder, op 31 juli 2002, een aanvraag van [appellant] afgewezen en zij heeft in haar huidige aanvraag geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die aanleiding zouden geven om het eerdere besluit te herzien. De rechtbank heeft geoordeeld dat de commissie terecht het verzoek heeft afgewezen, omdat de eigen verklaring van [appellant] onvoldoende was om een uitkering toe te kennen. In hoger beroep heeft [appellant] geen nieuwe argumenten aangedragen die de eerdere beoordeling van de rechtbank zouden kunnen weerleggen.

De Raad van State heeft de zaak op 2 december 2022 behandeld en bevestigd dat het hoger beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de commissie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, griffier.

Uitspraak

202201236/1/A2.
Datum uitspraak: 21 december 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Nederland van 21 december 2021 in zaak nr. 21/286 in het geding tussen:
[appellant]
en
De commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven.
Procesverloop
Bij besluit van 12 oktober 2020 heeft de commissie een verzoek van [appellant] om een uitkering uit het schadefonds geweldsmisdrijven afgewezen.
Bij besluit van 6 januari 2021 heeft de commissie het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 december 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De commissie heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 december 2022, waar [appellant], vergezeld van haar [dochter], en de commissie, vertegenwoordigd door mr. Y. Pieters, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] heeft een uitkering uit het schadefonds aangevraagd, omdat zij het slachtoffer is geworden van diefstal. Zij heeft bij de politie aangifte gedaan van de diefstal dan wel verduistering van een staatslot, waarop volgens haar de jackpot was gevallen.
2.       De commissie heeft aan het besluit van 12 oktober 2020 het volgende ten grondslag gelegd. De commissie heeft een eerdere aanvraag om een uitkering afgewezen bij besluit van 31 juli 2002. [appellant] heeft in haar aanvraag niet gevraagd om dat besluit te herzien. Zij heeft evenmin nieuwe informatie bij haar aanvraag gevoegd. Volgens de commissie is ook niet gebleken van nieuwe feiten of omstandigheden die aanleiding geven om haar eerdere besluit te herzien. De commissie heeft daarom volstaan met verwijzing naar de oorspronkelijke beslissing van 31 juli 2002.
De commissie heeft bij het besluit van 6 januari 2020 het besluit van 12 oktober 2020 in stand gelaten met aanpassing van de motivering. De commissie heeft in het besluit van 6 januari 2020 vermeld dat [appellant] een uitkering uit het schadefonds heeft gevraagd vanwege meerdere gebeurtenissen sinds januari 1999. Zij heeft onder meer genoemd diefstal, stalking, intimidatie, mishandeling, bedreiging met geweld, gifaanvallen, spionage en corruptie. [appellant] heeft deze gebeurtenissen echter onvoldoende onderbouwd. De commissie beschikte niet over informatie uit een andere bron dan [appellant]. De eigen verklaring van [appellant] is onvoldoende om een uitkering uit het schadefonds geweldsmisdrijven te kunnen toekennen.
3.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de commissie terecht het verzoek van [appellant] om een uitkering uit het schadefonds geweldsmisdrijven heeft afgewezen. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat de commissie geen uitkering uit het schadefonds kan toekennen, omdat objectieve informatie ontbreekt die het verhaal van [appellant] ondersteunt.
Het hoger beroep
4.       [appellant] is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank. Hetgeen zij in hoger beroep heeft aangevoerd is echter een herhaling van hetgeen zij bij de rechtbank heeft aangevoerd. De rechtbank is hierop gemotiveerd ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling in de uitspraak van de rechtbank onjuist of onvolledig is. Het hoger beroep kan daarom niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank.
Slotsom
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.
6.       De commissie hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, griffier.
w.g. Van Ravels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Oranje
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2022
507