ECLI:NL:RVS:2022:3817

Raad van State

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
202108036/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van informatieverzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 12 oktober 2021. De rechtbank had het beroep van [appellant] gegrond verklaard en het besluit van de inspecteur van Cocensus van 20 april 2020 vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Het hoger beroep is ingediend tegen de niet-ontvankelijk verklaring van het verzoek om informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De inspecteur had op 3 april 2020 het verzoek van [appellant] om informatie niet-ontvankelijk verklaard en dit besluit werd door de inspecteur op 20 april 2020 in bezwaar ongegrond verklaard.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder leiding van Staatsraad mr. N. Verheij, heeft op 14 december 2022 de mondelinge uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelt dat [appellant] misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om Wob-verzoeken in te dienen. Het Wob-verzoek dat [appellant] indiende was nagenoeg identiek aan een eerder verzoek waarover al uitspraak was gedaan. Bovendien waren de aangevoerde gronden van [appellant] enkel procedureel van aard en niet gericht op de inhoud van de besluitvorming. Hierdoor heeft de Afdeling het hoger beroep van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

202108036/1/A3.
Datum uitspraak: 14 december 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 12 oktober 2021 in zaak nr. 20/3272 in het geding tussen:
[appellant]
en
De inspecteur van Cocensus.
Openbare zitting gehouden op 14 december 2022 om 10:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer.
griffier: mr. Y. Soffner
Verschenen:
[appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde].
Bij besluit van 3 april 2020 heeft de inspecteur het verzoek van [appellant] om hem informatie te verstrekken niet-ontvankelijk verklaard.
Bij besluit van 20 april 2020 heeft de inspecteur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 oktober 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] ingestelde beroep tegen het besluit van 20 april 2020 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
Het hoger beroep van [appellant] richt zich tegen de uitspraak van 12 oktober 2021 van de rechtbank Noord-Holland.
De Afdeling
I.        verklaart het hoger beroep van [appellant] niet-ontvankelijk.
Gronden:
De Afdeling is van oordeel dat [appellant] misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) verzoeken in te dienen en tegen besluiten daarop rechtsmiddelen aan te wenden.
De Afdeling overweegt hiertoe dat het Wob-verzoek nagenoeg identiek is aan een eerder Wob-verzoek van [appellant] waarover de Afdeling al uitspraak heeft gedaan. Daarnaast hebben de door [appellant] aangevoerde gronden alleen maar betrekking op procedurele aspecten. Hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat het hem te doen is om de inhoud van de besluitvorming.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Soffner
griffier
818