ECLI:NL:RVS:2022:3809

Raad van State

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
202207023/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak na niet-in behandeling name aanvraag

Op 15 december 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had op 21 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 8 december 2022 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zijn voorgenomen overdracht op 19 december 2022 zou worden uitgesteld.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de vreemdeling op 9 december 2022 hoger beroep heeft ingesteld en dat de termijn voor het indienen van hoger beroep op die dag verstrijkt. Gezien de urgentie van de situatie en de mogelijkheid dat er na deze datum nog stukken binnenkomen, heeft de voorzieningenrechter besloten om bij wijze van ordemaatregel de voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de voorgenomen overdracht op 19 december 2022 niet doorgaat. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 759,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 december 2022, en de voorzieningenrechter heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. S. Bechinka.

Uitspraak

202207023/2/V3.
Datum uitspraak: 15 december 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 8 december 2022 in zaak nr. NL22.21458 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 21 oktober 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 8 december 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft op 9 december 2022 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 8 december 2022 en de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat zijn voorgenomen overdracht op maandag 19 december 2022 om 09.25 uur achterwege blijft. Omdat de hogerberoepstermijn vandaag verstrijkt en rekening moet worden gehouden met nadien inkomende stukken, treft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening. Na 19 december 2022 zal de voorzieningenrechter uitspraak doen op het resterende deel van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        treft bij wijze van ordemaatregel de voorlopige voorziening dat de voorgenomen overdracht op 19 december 2022 achterwege blijft;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 759,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, griffier.
w.g. Lange
voorzieningenrechter
w.g. Bechinka
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2022
371-962