ECLI:NL:RVS:2022:3789

Raad van State

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
202206349/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 10 september 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 18 maart 2022 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, die op 5 oktober 2022 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de gemachtigde van de vreemdeling hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

Tijdens de procedure heeft de gemachtigde echter geen schriftelijke machtiging overgelegd waaruit blijkt dat hij door de vreemdeling is gemachtigd om het hoger beroep in te stellen. De Raad van State heeft de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om tot en met 21 november 2022 alsnog een schriftelijke machtiging over te leggen. Aangezien de gemachtigde hier niet aan voldeed en ook geen redenen aanvoerde waarom hij als gemachtigde van de vreemdeling moest worden beschouwd, heeft de Raad van State geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar beslissing vastgesteld dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden, omdat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.

Uitspraak

202206349/1/V3.
Datum uitspraak: 15 december 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[gemachtigde], naar hij stelt handelend namens [de vreemdeling]
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 5 oktober 2022 in zaak nr. 22/1814 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 10 september 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 18 maart 2022 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 oktober 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [gemachtigde] hoger beroep ingesteld.
[gemachtigde] is in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten.
Overwegingen
1.       [gemachtigde] heeft namens de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Hij heeft echter geen schriftelijke machtiging overgelegd, waaruit blijkt dat hij door de vreemdeling is gemachtigd om hoger beroep in te stellen. Bij aangetekend verzonden brief van 7 november 2022 is [gemachtigde] in de gelegenheid gesteld om tot en met 21 november 2022 alsnog een schriftelijke machtiging over te leggen. In die brief staat ook dat als hieraan niet wordt voldaan, het hoger beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard. [gemachtigde] heeft niet binnen de gestelde termijn een schriftelijke machtiging overgelegd en ook geen redenen aangevoerd waarom hij toch als gemachtigde van de vreemdeling moet worden beschouwd.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Kolk
griffier
347-1009