ECLI:NL:RVS:2022:3768
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 15 juni 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd opnieuw afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.C.E. Hoftijzer, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, heeft in een tussenuitspraak van 10 februari 2021 de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om een gebrek in het besluit te herstellen. Na aanvulling van het besluit op 1 en 2 maart 2021 heeft de rechtbank op 29 april 2021 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten.
In het hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de homoseksuele geaardheid van de vreemdeling niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De vreemdeling heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij als gevolg van zijn homoseksuele geaardheid problemen kan verwachten in Oeganda. De Afdeling heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en geconcludeerd dat het hoger beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.