ECLI:NL:RVS:2022:3698
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling, mede voor haar minderjarige kind, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 31 augustus 2022. De rechtbank had het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 19 mei 2022 ongegrond verklaard. De vreemdeling had verzocht om een verblijfsvergunning asiel, maar de staatssecretaris had deze aanvraag ingewilligd zonder vaststelling van een bestuurlijke dwangsom.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord, waardoor er geen aanleiding is om hier anders over te oordelen.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.