ECLI:NL:RVS:2022:3696
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, die op 5 juli 2022 het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk heeft verklaard. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend, die op 22 juni 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was ingewilligd, waarbij werd vastgesteld dat er geen bestuurlijke dwangsom was verbeurd. De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was, wat de vreemdeling niet kon accepteren, en daarom hoger beroep aantekende.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd.
Daarnaast is het beroep tegen het besluit van 22 juni 2022, waarin de staatssecretaris stelde dat er geen bestuurlijke dwangsom was verbeurd, eveneens ongegrond verklaard. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.K. de Keizer, griffier.