ECLI:NL:RVS:2022:3687
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 4 oktober 2022. De vreemdeling had beroep aangetekend tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 24 augustus 2022 de aanvraag ingewilligd, maar zonder vast te stellen dat er een bestuurlijke dwangsom was verbeurd. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit van 24 augustus 2022 ongegrond.
In hoger beroep heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. Bravo Mougán, de zaak opnieuw aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State voorgelegd. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord in een eerdere uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 12 december 2022 door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.