ECLI:NL:RVS:2022:3682
Raad van State
- Hoger beroep
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- W.M. Vos
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvragen verblijfsvergunning asiel
In deze zaak hebben de vreemdelingen beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 13 april 2022 de aanvragen ingewilligd, maar heeft daarbij niet vastgesteld dat hij aan de vreemdelingen een bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, heeft op 26 juli 2022 de beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaard en de beroepen tegen de besluiten van 13 april 2022 ongegrond verklaard. Hierop hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. E.R. Coene, hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld en geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Het hoger beroep betreft een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord, waardoor er geen aanleiding is om in dit geval anders te oordelen.
De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2022.