ECLI:NL:RVS:2022:3680
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvragen verblijfsvergunning asiel
In deze zaak hebben de vreemdelingen beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 24 mei 2022 de aanvragen ingewilligd, maar heeft daarbij niet vastgesteld dat hij aan de vreemdelingen een bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, heeft op 26 juli 2022 de beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaard en de beroepen tegen de besluiten van 24 mei 2022 ongegrond verklaard. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. E.R. Coene, hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Het hoger beroep betreft een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord, en biedt geen aanleiding om hierover anders te oordelen.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 12 december 2022.