ECLI:NL:RVS:2022:3672
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting
Op 8 december 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 25 maart 2022 had geweigerd om te bepalen dat de uitzetting van de vreemdeling achterwege zou blijven. Dit besluit was genomen op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling had vervolgens op 21 juli 2022 bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de staatssecretaris. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 8 november 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft de vreemdeling in zijn verzoek ontvangen en overwogen dat, gezien de omstandigheden, het noodzakelijk is om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 759,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Kuijer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper als griffier.