ECLI:NL:RVS:2022:3667
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 6 oktober 2022 de vreemdeling in bewaring heeft gesteld. De vreemdeling heeft op 27 oktober 2022 beroep ingesteld tegen deze beslissing bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 12 december 2022 uitspraak gedaan. De vreemdeling heeft in het hoger beroep niet voldoende onderbouwd waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem niet juist is. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals vereist volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling heeft het hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier. Deze uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing van hoger beroep en de voorwaarden waaronder een hoger beroep ontvankelijk kan zijn.