ECLI:NL:RVS:2022:366
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening
Op 9 december 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam. Op 5 januari 2022 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F.M. Holwerda, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 7 februari 2022 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, omdat het geen nieuwe vragen bevatte die relevant zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de uitspraak van de rechtbank bevestigd wordt en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 7 februari 2022.