ECLI:NL:RVS:2022:3653
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvragen verblijfsvergunning asiel
In deze zaak hebben de vreemdelingen, aangeduid als vreemdeling 1 en vreemdeling 2, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 8 november 2022. De rechtbank had de beroepen van de vreemdelingen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard. Tevens werden de beroepen tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 26 oktober 2022 ongegrond verklaard. De vreemdelingen waren vertegenwoordigd door mr. J.J. Eizenga, advocaat te Amerongen.
De Raad van State heeft op 8 december 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond is. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak van de rechtbank blijft daarmee in stand, en de vreemdelingen hebben geen recht op de gevraagde verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.