ECLI:NL:RVS:2022:3644
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
Op 8 december 2022 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank had op 7 juni 2022 het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om uiterlijk op 9 augustus 2022 een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,00 per dag bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 7.500,00. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, was eerder door de Afdeling beantwoord en bood geen aanleiding om anders te oordelen. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
De staatssecretaris werd bovendien veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep € 379,50 bedroegen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier.