ECLI:NL:RVS:2022:3638
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, heeft op 27 mei 2022 het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen acht weken na verzending van de uitspraak een eerste gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,00 verbeurt voor elke dag dat hij deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,00.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. T. Thissen, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 8 december 2022 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het ging om een rechtsvraag die eerder door de Afdeling was beantwoord. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep € 379,50 bedroegen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De zaak werd als 'licht' aangemerkt, waardoor een wegingsfactor van 0,5 werd toegepast.