ECLI:NL:RVS:2022:3563
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met risico op uitzetting naar Jemen
Op 5 december 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 17 juni 2022 afgewezen en de vreemdeling opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten, met een inreisverbod als gevolg. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 9 november 2022 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist en dat hij opvang en verstrekkingen zou ontvangen. De staatssecretaris erkende dat de vreemdeling aannemelijk had gemaakt dat hij in Jemen een reëel risico liep op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. Desondanks oordeelde de voorzieningenrechter dat er op dat moment geen reden was om aan te nemen dat de uitspraak van de rechtbank zou worden vernietigd. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid waarmee verzoeken om voorlopige voorzieningen in asielzaken worden behandeld, vooral wanneer er risico's zijn voor de vreemdeling in het land van herkomst.