ECLI:NL:RVS:2022:356
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening inzake intrekking verblijfsvergunning vreemdeling
Op 4 februari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F.M. Holwerda, hoger beroep had ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 13 december 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 3 december 2020 de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had ingetrokken. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de vreemdeling tegen deze intrekking op 22 juli 2021 ongegrond.
In de uitspraak van 4 februari 2022 oordeelde de voorzieningenrechter dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De voorzieningenrechter merkte op dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. A. Kuijer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier. De voorzieningenrechter was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 4 februari 2022.