ECLI:NL:RVS:2022:3551
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 5 december 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 9 maart 2021 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, verklaarde op 13 juli 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H.C.Ch. Kneuvels, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, zoals bedoeld in artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 5 december 2022, door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.