ECLI:NL:RVS:2022:3481
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit CBR over rijgeschiktheid van appellant
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen een besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) waarin is verklaard dat hij niet rijgeschikt is voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën B, BE en T. Het CBR heeft op 11 februari 2021 dit besluit genomen, waarna [appellant] bezwaar heeft aangetekend. Dit bezwaar werd op 1 april 2021 door het CBR ongegrond verklaard. Hierop heeft [appellant] beroep ingesteld bij de rechtbank Rotterdam, die op 29 april 2022 het beroep ongegrond verklaarde.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 7 november 2022 ter zitting behandeld, waarbij zowel [appellant] als het CBR, vertegenwoordigd door mr. Y.M. Wolvekamp, aanwezig waren. In het hoger beroep heeft [appellant] de gronden herhaald die hij eerder in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank had deze gronden gemotiveerd behandeld en [appellant] heeft geen nieuwe argumenten aangedragen die de eerdere beoordeling in twijfel trekken.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft geconcludeerd dat de rechtbank op juiste wijze heeft geoordeeld en dat de gronden van [appellant] niet leiden tot een andere uitkomst. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Tevens is bepaald dat het CBR geen proceskosten hoeft te vergoeden.