ECLI:NL:RVS:2022:3481

Raad van State

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
202203399/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit CBR over rijgeschiktheid van appellant

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen een besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) waarin is verklaard dat hij niet rijgeschikt is voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën B, BE en T. Het CBR heeft op 11 februari 2021 dit besluit genomen, waarna [appellant] bezwaar heeft aangetekend. Dit bezwaar werd op 1 april 2021 door het CBR ongegrond verklaard. Hierop heeft [appellant] beroep ingesteld bij de rechtbank Rotterdam, die op 29 april 2022 het beroep ongegrond verklaarde.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 7 november 2022 ter zitting behandeld, waarbij zowel [appellant] als het CBR, vertegenwoordigd door mr. Y.M. Wolvekamp, aanwezig waren. In het hoger beroep heeft [appellant] de gronden herhaald die hij eerder in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank had deze gronden gemotiveerd behandeld en [appellant] heeft geen nieuwe argumenten aangedragen die de eerdere beoordeling in twijfel trekken.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft geconcludeerd dat de rechtbank op juiste wijze heeft geoordeeld en dat de gronden van [appellant] niet leiden tot een andere uitkomst. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Tevens is bepaald dat het CBR geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202203399/1/A2.
Datum uitspraak: 30 november 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 april 2022 in zaak nr. 21/2327 in het geding tussen:
[appellant]
en
de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR).
Procesverloop
Bij besluit van 11 februari 2021 heeft het CBR verklaard dat [appellant] niet rijgeschikt is voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën B, BE en T.
Bij besluit van 1 april 2021 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 april 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 november 2022, waar [appellant], en het CBR, vertegenwoordigd door mr. Y.M. Wolvekamp, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 2.1 tot en met 3 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. Zij voegt daaraan nog toe dat de (spel)fouten die volgens [appellant] in de zittingsaantekeningen van de rechtbank staan, gelet op de aangevallen uitspraak niet zien op onderdelen waarop het oordeel van de rechtbank berust. Alleen al daarom doet dit niet af aan dat oordeel van de rechtbank.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
3.       Het CBR hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier.
w.g. Knol
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Vink
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2022
154