ECLI:NL:RVS:2022:3453
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- C.J. Borman
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, die op 4 juli 2022 zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk heeft verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 18 mei 2022 de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd, maar zonder vaststelling van een bestuurlijke dwangsom. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit van 18 mei 2022 ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Krikke, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 30 november 2022 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep onder meer ging over een rechtsvraag die eerder was beantwoord, en dat er geen reden was om in dit geval anders te oordelen. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.