ECLI:NL:RVS:2022:3446
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot rechtmatig verblijf
Op 24 november 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling, mede namens zijn minderjarige kinderen, een verzoek om voorlopige voorziening had ingediend. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 28 september 2022 het beroep van de vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag om afgifte van een document, dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, ongegrond had verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 26 januari 2021 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen en dit besluit was later door de staatssecretaris in bezwaar bevestigd.
De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij niet zou worden uitgezet totdat er een beslissing op het hoger beroep zou zijn genomen, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat, op basis van de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk was dat de eerdere uitspraak van de rechtbank zou worden vernietigd. De belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling zijn in overweging genomen, maar de voorzieningenrechter heeft besloten geen voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek van de vreemdeling is afgewezen en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.