ECLI:NL:RVS:2022:3437

Raad van State

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
202200777/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van twee vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. E.S. van Aken, tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 27 januari 2022. De rechtbank had eerder de aanvragen van de vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die op 14 juli 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid waren afgewezen, gegrond verklaard. De rechtbank vernietigde de besluiten van de staatssecretaris voor zover daarin aan de vreemdelingen een vertrektermijn was onthouden en een inreisverbod was opgelegd. Tevens werd bepaald dat de vertrektermijn van de vreemdelingen vier weken bedraagt en dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde besluiten.

Echter, in het hoger beroep heeft de staatssecretaris laten weten dat de vreemdelingen met onbekende bestemming zijn vertrokken en dat de gemachtigde van de vreemdelingen geen contact met hen heeft. Dit leidde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tot de conclusie dat de vreemdelingen geen belang meer hebben bij een beoordeling van het hoger beroep. Hierdoor werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 25 november 2022.

Uitspraak

202200777/1/V2.
Datum uitspraak: 25 november 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1], mede voor haar minderjarige kinderen, en [vreemdeling 2],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­-Hertogenbosch, van 27 januari 2022 in zaken nrs. NL21.11740 en NL.21.11741 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 14 juli 2021 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 27 januari 2022 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd voor zover daarin aan de vreemdelingen een vertrektermijn is onthouden en een inreisverbod is opgelegd, bepaald dat de vertrektermijn van de vreemdelingen vier weken bedraagt en dat haar uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde besluiten.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. E.S. van Aken, advocaat te Zierikzee, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris heeft de Afdeling laten weten dat de vreemdelingen met onbekende bestemming zijn vertrokken. De gemachtigde van de vreemdelingen heeft niet laten weten dat hij nog contact met hen heeft. Daaruit leidt de Afdeling af dat de vreemdelingen niet langer bescherming zoeken. Daarom hebben de vreemdelingen geen belang bij een beoordeling van het hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Lodeweges
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 november 2022
625