ECLI:NL:RVS:2022:3437
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van twee vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. E.S. van Aken, tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 27 januari 2022. De rechtbank had eerder de aanvragen van de vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die op 14 juli 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid waren afgewezen, gegrond verklaard. De rechtbank vernietigde de besluiten van de staatssecretaris voor zover daarin aan de vreemdelingen een vertrektermijn was onthouden en een inreisverbod was opgelegd. Tevens werd bepaald dat de vertrektermijn van de vreemdelingen vier weken bedraagt en dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde besluiten.
Echter, in het hoger beroep heeft de staatssecretaris laten weten dat de vreemdelingen met onbekende bestemming zijn vertrokken en dat de gemachtigde van de vreemdelingen geen contact met hen heeft. Dit leidde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tot de conclusie dat de vreemdelingen geen belang meer hebben bij een beoordeling van het hoger beroep. Hierdoor werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 25 november 2022.