ECLI:NL:RVS:2022:3435
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 5 oktober 2021 een eerder besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft vernietigd. De staatssecretaris had op 23 juni 2020 de aanvraag van de vreemdeling om een machtiging tot voorlopig verblijf afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar de staatssecretaris verklaarde dit bezwaar op 29 maart 2021 ongegrond. De rechtbank oordeelde echter dat de vreemdeling sinds 2015 zelfstandig woont en dat zijn situatie niet vergelijkbaar is met die van uitwonende minderjarige studenten, zoals beschreven in de beleidsregels. Hierdoor werd het besluit van de staatssecretaris vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan bleven in stand.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Arslan, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 25 november 2022.