ECLI:NL:RVS:2022:3424

Raad van State

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
202204970/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 15 juli 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 15 augustus 2022 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.J. Eizenga, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde kwam, betreft de wijze waarop de staatssecretaris opvolgende asielaanvragen beoordeelt, vooral wanneer deze gebaseerd zijn op een eerder ongeloofwaardig geachte bekering. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 28 september 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2713) deze rechtsvraag beantwoord en geconcludeerd dat de grief van de vreemdeling slaagt.

De Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Tevens is het beroep gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van 15 juli 2022 vernietigd. De staatssecretaris is verplicht om opnieuw een besluit te nemen op de aanvraag van de vreemdeling, rekening houdend met de feiten en omstandigheden die op dat moment gelden. De Raad van State heeft ook bepaald dat de staatssecretaris de proceskosten van de vreemdeling moet vergoeden, tot een bedrag van € 2.277,00, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De uitspraak is gedaan door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 23 november 2022.

Uitspraak

202204970/1/V2.
Datum uitspraak: 23 november 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 augustus 2022 in zaak nr. NL22.13887 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 15 juli 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 15 augustus 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.J. Eizenga, advocaat te Amerongen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De in de eerste grief aan de orde gestelde rechtsvraag over de wijze waarop de staatssecretaris opvolgende asielaanvragen waaraan voortzetting van een eerder ongeloofwaardig geachte bekering ten grondslag is gelegd, onderzoekt en beoordeelt, is beantwoord in de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2713. Uit deze uitspraak volgt dat de grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het beroep is gegrond en het besluit van 15 juli 2022 wordt vernietigd. Omdat de staatssecretaris opnieuw een besluit op de aanvraag moet nemen en daarbij rekening moet houden met feiten en omstandigheden zoals die op dat moment zijn, is het niet nodig wat de vreemdeling verder in beroep en hoger beroep heeft aangevoerd te bespreken. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 augustus 2022 in zaak nr. NL22.13887;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van 15 juli 2022, V-[…];
V.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Kesteren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2022
897