ECLI:NL:RVS:2022:3424
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 15 juli 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 15 augustus 2022 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.J. Eizenga, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde kwam, betreft de wijze waarop de staatssecretaris opvolgende asielaanvragen beoordeelt, vooral wanneer deze gebaseerd zijn op een eerder ongeloofwaardig geachte bekering. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 28 september 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2713) deze rechtsvraag beantwoord en geconcludeerd dat de grief van de vreemdeling slaagt.
De Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Tevens is het beroep gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van 15 juli 2022 vernietigd. De staatssecretaris is verplicht om opnieuw een besluit te nemen op de aanvraag van de vreemdeling, rekening houdend met de feiten en omstandigheden die op dat moment gelden. De Raad van State heeft ook bepaald dat de staatssecretaris de proceskosten van de vreemdeling moet vergoeden, tot een bedrag van € 2.277,00, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is gedaan door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 23 november 2022.