ECLI:NL:RVS:2022:340
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 2 februari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had in eerste instantie beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 3 december 2021 een vrijheidsontnemende maatregel had opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling op 24 december 2021 ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.H.K. van Middelkoop, hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. De Raad van State verwees naar eerdere uitspraken waarin vergelijkbare rechtsvragen waren behandeld, en concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.