ECLI:NL:RVS:2022:3375
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit van college van burgemeester en wethouders van Den Haag inzake bestuursdwang en kostenvergoeding
Op 10 april 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag besloten om spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen. Dit besluit hield in dat een gedeelte van de kosten, ter hoogte van € 200,00, voor rekening van de appellante zou komen. Op 25 april 2022 verklaarde het college het bezwaar van de appellante ongegrond. Hiertegen heeft de appellante beroep ingesteld. Op 3 oktober 2022 heeft het college echter het besluit van 25 april 2022 ingetrokken en het eerdere besluit van 10 april 2022 herroepen.
De zaak is behandeld op 1 november 2022, waar het college vertegenwoordigd was door D. Khougiani. In het besluit van 3 oktober 2022 heeft het college besloten om, gezien de persoonlijke omstandigheden van de appellante, af te zien van het verhalen van de kosten voor het ruimen van het huisvuil. Dit betekent dat de appellante het bedrag van € 200,00 niet langer hoeft te betalen. Hierdoor heeft de appellante geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het besluit van 25 april 2022, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vervolgens besloten dat het college het door de appellante betaalde griffierecht van € 50,00 dient te vergoeden. Er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. L.M. Melenhorst, griffier.