ECLI:NL:RVS:2022:3364
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- A. Kuijer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en beoordeling van bekering tot het christendom
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 6 april 2021 afgewezen, waarna de vreemdeling in beroep ging bij de rechtbank Den Haag. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond in haar uitspraak van 19 juli 2021. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. B.A. Palm, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De vreemdeling betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat zijn bekering tot het christendom ongeloofwaardig is. De Raad van State oordeelt dat de vreemdeling voldoende heeft aangetoond dat zijn bekering oprecht is en dat de staatssecretaris zijn motieven en het proces van bekering onvoldoende heeft gemotiveerd. De Raad van State vernietigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen, waarbij hij de elementen van bekering in onderlinge samenhang moet beoordelen.
De Raad van State beslist dat de staatssecretaris de proceskosten moet vergoeden, die door de vreemdeling zijn gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De totale kosten worden vastgesteld op € 2.277,00, die geheel toe te rekenen zijn aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak van de Raad van State is gedaan op 23 november 2022.