ECLI:NL:RVS:2022:3346
Raad van State
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van staatsraad in bestuursrechtelijke procedure
Op 4 november 2022 heeft verzoeker, wonend te Nieuwerkerk aan den IJssel, een wrakingsverzoek ingediend tegen staatsraad mr. E.A. Minderhoud, die betrokken was bij de behandeling van twee zaken. De wraking werd aangevraagd omdat verzoeker ontevreden was over de wijze waarop de staatsraad de hoofdzaak en het verzoek om voorlopige voorziening had behandeld tijdens de zitting op 28 oktober 2022. Verzoeker was van mening dat de staatsraad geen vragen had gesteld over een cruciale rechtsoverweging in de aangevallen uitspraak, wat volgens hem de onpartijdigheid van de staatsraad in gevaar bracht.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek op 17 november 2022 behandeld. Tijdens deze zitting was verzoeker aanwezig, maar de staatsraad maakte geen gebruik van de mogelijkheid om gehoord te worden. De Afdeling heeft vastgesteld dat verzoeker te lang had gewacht met het indienen van het wrakingsverzoek, aangezien hij al op de zitting van 28 oktober 2022 had kunnen aangeven dat hij de behandeling niet aanvaardbaar vond. De Afdeling oordeelde dat verzoeker niet had voldaan aan de vereisten van artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht, dat bepaalt dat een verzoek om wraking moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Hierdoor werd het verzoek om wraking niet-ontvankelijk verklaard.
De beslissing werd uitgesproken door mr. P.H.A. Knol, voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. C.J. Borman, leden, in aanwezigheid van griffier mr. A.S. Sanchit-Premchand. De Afdeling concludeerde dat de uitleg van verzoeker over de tijd die hij nodig had om het verzoek op papier te zetten onvoldoende was, en dat hij eerder om wraking had kunnen verzoeken.