ECLI:NL:RVS:2022:3283

Raad van State

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
202206113/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag vreemdeling om document rechtmatig verblijf

Op 15 november 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die op 21 mei 2021 een aanvraag indiende bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voor de afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. Deze aanvraag werd echter afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 7 oktober 2021 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 27 september 2022 het beroep van de vreemdeling eveneens ongegrond verklaarde.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De griffier heeft de vreemdeling in een brief van 26 oktober 2022 geïnformeerd over de verplichting om griffierecht te betalen voor het verzoek om voorlopige voorziening, met de deadline van 2 november 2022. Aangezien het griffierecht niet tijdig was betaald, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek niet-ontvankelijk is. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202206113/2/V3.
Datum uitspraak: 15 november 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 27 september 2022 in zaak nr. AWB 21/6302 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 21 mei 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
Bij besluit van 7 oktober 2021 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 september 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De griffier heeft de vreemdeling er bij brief van 26 oktober 2022 op gewezen dat hij voor het verzoek om een voorlopige voorziening griffierecht moet betalen. Hem is daarbij verzocht het griffierecht uiterlijk op 2 november 2022 te betalen. In die brief staat ook dat als het griffierecht niet op die datum is ontvangen, de vreemdeling ervan moet uitgaan dat het verzoek alleen al daarom niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
2.       Het verzoek is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. Bijloos
voorzieningenrechter
w.g. Dallinga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 november 2022
18-959