ECLI:NL:RVS:2022:3280
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- B. Meijer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 15 november 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag was op 16 april 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 13 juli 2021 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De vreemdeling, die uit Iran komt en zich heeft bekeerd tot het christendom, had in haar asielaanvraag onder andere aangevoerd dat de staatssecretaris de door haar aangekondigde rapporten van de PKN en Stichting Gave ten onrechte niet had afgewacht, wat leidde tot een onzorgvuldige besluitvorming.
In het hoger beroep klaagde de vreemdeling dat de rechtbank ten onrechte alle beroepsgronden had besproken en dat de staatssecretaris haar ongeloofwaardig had verklaard over de motieven en het proces van haar bekering. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank de staatssecretaris niet had gevolgd in zijn standpunt en dat dit oordeel in de weg staat aan de integrale beoordeling van de bekering door de staatssecretaris. De Raad benadrukte dat de drie elementen van bekering in onderlinge samenhang moeten worden beoordeeld, zoals eerder is vastgesteld in andere uitspraken.
De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond en veroordeelde de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 759,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal orgaan, met mr. N. Verheij als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 15 november 2022.