ECLI:NL:RVS:2022:3271
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
Op 14 november 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een vreemdelingenzaak. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke op 10 augustus 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Tevens was haar eerder verleende verblijfsvergunning ingetrokken. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit bezwaar werd op 11 november 2021 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 9 september 2022 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld.
In het verzoek om voorlopige voorziening vroeg de vreemdeling de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat, op basis van de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris de gevraagde vergunning terecht heeft geweigerd. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en beslist dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.