ECLI:NL:RVS:2022:3271

Raad van State

Datum uitspraak
14 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
202205949/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

Op 14 november 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een vreemdelingenzaak. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke op 10 augustus 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Tevens was haar eerder verleende verblijfsvergunning ingetrokken. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit bezwaar werd op 11 november 2021 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 9 september 2022 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld.

In het verzoek om voorlopige voorziening vroeg de vreemdeling de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat, op basis van de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris de gevraagde vergunning terecht heeft geweigerd. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en beslist dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202205949/2/V3.
Datum uitspraak: 14 november 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 9 september 2022 in zaak nr. 21/7151 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 11 november 2021 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 september 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgt.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd of dat de staatssecretaris de vreemdeling de gevraagde vergunning uiteindelijk niet had mogen weigeren. Gelet op de belangen die de vreemdeling naar voren heeft gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, griffier.
w.g. Soffers
voorzieningenrechter
w.g. Vonk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 november 2022
345-981