ECLI:NL:RVS:2022:3264
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over verblijfsrecht vreemdeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin is vastgesteld dat de vreemdeling geen verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan in Nederland meer heeft. Het oorspronkelijke besluit dateert van 23 december 2020. De vreemdeling heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat op 7 april 2021 door de staatssecretaris gegrond werd verklaard, maar het verzoek om vergoeding van proceskosten werd afgewezen. De rechtbank Den Haag heeft op 1 augustus 2022 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van proceskosten tot een bedrag van € 1028,00.
De vreemdeling heeft hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door mr. F. Çelen, en klaagt dat de rechtbank het bedrag voor de proceskosten te laag heeft vastgesteld. De rechtbank had het bedrag voor de bezwaarfase vastgesteld op € 269,00 per punt, terwijl de vreemdeling stelt dat dit bedrag € 541,00 per punt zou moeten zijn. De Raad van State oordeelt dat de grief van de vreemdeling slaagt en dat de rechtbank ten onrechte het bedrag voor de bezwaarfase te laag heeft vastgesteld.
De Raad van State verklaart het hoger beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze de kosten heeft vastgesteld op € 1028,00. De kosten worden vastgesteld op € 1300,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De staatssecretaris wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling in verband met het hoger beroep tot een bedrag van € 759,00.