ECLI:NL:RVS:2022:3254
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en hoger beroep
Op 11 november 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 20 september 2022 de aanvraag van de vreemdeling, die ook voor haar minderjarige kind opkwam, afgewezen. De vreemdeling was het niet eens met deze beslissing en had beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem. De rechtbank verklaarde op 21 oktober 2022 het beroep ongegrond, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.J. Portegies.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling stelde vast dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtbank had terecht en op goede gronden haar oordeel geveld, en de Raad van State nam deze motivering over. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 11 november 2022, en is daarmee definitief. De betrokken partijen zijn de vreemdeling en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij de vreemdeling in dit geval de appellante is.