202105710/4/A3.
Datum uitspraak: 10 januari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het hoger beroep van:
1. Holland Vlees Service B.V., gevestigd te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe,
2. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
3. [appellant sub 3], gevestigd te [plaats],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank MiddenNederland van 8 juli 2021 in zaak nr. 18/4637 in het geding tussen:
RTL Nederland B.V.,
en
de minister.
Procesverloop
De minister, Holland Vlees Service en [appellant sub 3] hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 8 juli 2021 in zaak nr. 18/4637.
Het gaat in die zaak om een verzoek van RTL om openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob). RTL heeft verzocht om informatie over de inspectie, controle en het toezicht van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit op roodvleesslachthuizen en uitsnijderijen vanaf 1 januari 2015. Het geschil gaat onder meer over de vraag of de minister terecht heeft geweigerd de bedrijfsnamen van de betrokken ondernemingen te verstrekken.
De minister heeft de ongeschoonde versies van de zienswijzen van de bedrijven waarvan informatie openbaar wordt gemaakt, overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Overwegingen
1. De minister heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van deze ongeschoonde versies van de zienswijzen kennis zal nemen. Deze ongeschoonde zienswijzen vallen niet onder het bereik van het verzoek van RTL op grond van de Wob, zodat de Afdeling hierover een beslissing dient te nemen.
2. Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3. De Afdeling heeft kennisgenomen van de door de minister overgelegde vertrouwelijke versies van de zienswijzen. Zij stelt vast dat de gegevens waarvan de minister heeft verzocht om beperkte kennisneming de namen van de bedrijven en daarbij betrokken personen betreffen. Deze gegevens zijn onderwerp van het geschil in de Wob-procedure. De vraag of het achterwege blijven van (volledige) inzage in de Wob-stukken terecht is, staat ter beoordeling in het geschil in de bodemprocedure. Reeds omdat de vraag of het achterwege blijven van het verstrekken van deze informatie terecht is het onderwerp van geschil vormt, kan deze informatie niet gedurende de loop van de procedure aan RTL worden verstrekt. Met verstrekking zou in zoverre worden vooruitgelopen op het oordeel van de Afdeling in de bodemprocedure; die procedure zou door de verstrekking in zoverre zinloos worden.
4. De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.
Het lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2022