ECLI:NL:RVS:2022:3130
Raad van State
- Hoger beroep
- A.W.M. Bijloos
- M.J. Keeman-Folador
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, die op 27 juni 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf, welke op 17 november 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd afgewezen. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de vreemdeling op 15 februari 2021 ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gesteld dat de vreemdeling haar gestelde huwelijk met de referent en de daarmee samenhangende familierechtelijke relatie niet aannemelijk had gemaakt.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak. De Afdeling stelt vast dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moeten worden. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld en de Afdeling neemt deze motivering over. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan op 2 november 2022, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigt. De zaak is behandeld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Keeman-Folador, griffier.