ECLI:NL:RVS:2022:3128

Raad van State

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
202007050/3/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verschoning
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verschoning van staatsraad Besselink in bestuursrechtelijke zaak

In de zaak met nummer 202007050/1/R3, die op 3 november 2022 op zitting zou worden behandeld, heeft staatsraad H.J.M. Besselink op 1 november 2022 een verzoek tot verschoning ingediend. Dit verzoek is gedaan in het kader van artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de mogelijkheid biedt voor rechters om zich te verschonen op basis van feiten en omstandigheden die de onpartijdigheid zouden kunnen schaden.

Besselink heeft aangegeven dat hij in het verleden als advocaat het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel heeft bijgestaan in verschillende procedures. Aangezien dit college een van de partijen is in de huidige zaak, heeft hij verzocht om verschoning om elke schijn van vooringenomenheid te vermijden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft dit verzoek in overweging genomen en heeft geoordeeld dat de motivering van Besselink gerechtvaardigd is.

De Afdeling heeft besloten het verzoek tot verschoning toe te wijzen, waarmee Besselink niet langer betrokken zal zijn bij de behandeling van de zaak. De beslissing is genomen door de Afdeling bestuursrechtspraak, onder leiding van voorzitter J.Th. Drop, en de leden C.H.M. van Altena en R. Uylenburg, met mr. N.D.T. Pieters als griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 1 november 2022.

Uitspraak

202007050/3/R3.
Datum beslissing: 1 november 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek om verschoning (ex artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht: hierna: Awb) van:
mr. H.J.M. Besselink
Procesverloop
Ten aanzien van zaak nr. 202007050/1/R3, die op 3 november 2022 op zitting zal worden behandeld, heeft staatsraad Besselink, die als lid van de meervoudige kamer belast is met de behandeling van deze zaak, op 1 november 2022 het verzoek gedaan zich te mogen verschonen.
Overwegingen
1.       Ingevolge artikel 8:19, eerste lid, van de Awb kan op grond van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:15 elk van de rechters die een zaak behandelen, verzoeken zich te mogen verschonen.
In artikel 8:15 is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.       De staatsraad heeft te kennen gegeven dat bij de voorbereiding van bovenvermelde zaak is gebleken dat één van de partijen het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel is. Dit college heeft hij in het recente verleden, voorafgaand aan zijn benoeming als staatsraad, als advocaat bijgestaan in een aantal rechtbankprocedures. Tegen de in die procedures gedane uitspraken loopt thans nog hoger beroep bij de Afdeling. Om iedere schijn van vooringenomenheid bij de behandeling van het beroep te voorkomen, heeft hij verzocht om verschoning.
3.       De Afdeling acht, gezien deze motivering, inwilliging van het verzoek gerechtvaardigd.
4.       Gelet op het vorenstaande, wordt het verzoek toegewezen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Pieters
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 november 2022
473