ECLI:NL:RVS:2022:3119
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 1 november 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 7 september 2021 de aanvraag van de vreemdeling opnieuw afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, verklaarde op 18 augustus 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.W.F. Menick, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft vastgesteld dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft uitgelegd waarom deze uitspraak volgens hem onjuist is. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals vereist onder artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke onderbouwing van hoger beroep en de voorwaarden waaronder een hoger beroep ontvankelijk kan zijn. De beslissing is genomen door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. N. Tibold, griffier.