ECLI:NL:RVS:2022:3113

Raad van State

Datum uitspraak
31 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
202201963/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 31 oktober 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was op 15 december 2021 afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 24 maart 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Gavami, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Raad van State heeft in zijn uitspraak de rechtsvraag over de beoordeling van opvolgende asielaanvragen behandeld. De Afdeling oordeelde dat de grief van de vreemdeling slaagde, wat betekent dat het hoger beroep gegrond werd verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de vreemdeling werd gegrond verklaard. Dit houdt in dat het besluit van de staatssecretaris van 15 december 2021 werd vernietigd.

De staatssecretaris is verplicht om opnieuw een besluit te nemen op de aanvraag van de vreemdeling, waarbij rekening gehouden moet worden met de feiten en omstandigheden die op dat moment gelden. De Raad van State heeft ook bepaald dat de staatssecretaris de proceskosten van de vreemdeling moet vergoeden, tot een bedrag van € 2.277,00, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

202201963/1/V2.
Datum uitspraak: 31 oktober 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 maart 2022 in zaak nr. NL21.19837 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 24 maart 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Gavami, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De in de tweede grief aan de orde gestelde rechtsvraag over de wijze waarop de staatssecretaris opvolgende asielaanvragen waaraan voortzetting van een eerder ongeloofwaardig geachte bekering ten grondslag is gelegd, onderzoekt en beoordeelt, is beantwoord in de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2713. Uit deze uitspraak volgt dat de grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het beroep is gegrond en het besluit van 15 december 2021 wordt vernietigd. Omdat de staatssecretaris opnieuw een besluit op de aanvraag moet nemen en daarbij rekening moet houden met feiten en omstandigheden zoals die op dat moment zijn, is het niet nodig wat de vreemdeling verder in beroep en hoger beroep heeft aangevoerd te bespreken. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 maart 2022 in zaak nr. NL21.19837;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van 15 december 2021, V-[…];
V.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Renting, griffier.
w.g. Meijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Renting
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2022
894