ECLI:NL:RVS:2022:3101
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 28 september 2021. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd was ingewilligd, vernietigd voor zover het de geboortedatum van de vreemdeling betrof. De rechtbank bepaalde echter dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. B.J. Riesebos, heeft hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad van State oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. De rechtbank had terecht overwogen dat de staatssecretaris, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, mocht uitgaan van de registratie van de geboortedatum in een andere EU-lidstaat.
De vreemdeling was er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat de registratie van zijn geboortedatum onjuist was. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.