ECLI:NL:RVS:2022:3049
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 6 oktober 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling was op 16 september 2022 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld, gezien het feit dat de vreemdeling zich eerder niet aan een meldplicht had gehouden en zelfs was ontsnapt uit vreemdelingenbewaring tijdens een ziekenhuisbezoek. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.G.J.M. Lucassen, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 24 oktober 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, wat betekent dat de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De Raad van State oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de staatssecretaris niet met een lichter middel had hoeven volstaan, gezien de eerdere overtredingen van de vreemdeling.
De beslissing van de Raad van State houdt in dat de vreemdeling in bewaring blijft en dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, waarmee de vreemdeling niet in het gelijk is gesteld.